In de wasserette
Toen de wasserette nog van Bert en Jopie was, kwam ik soms, er in tijden van regen. En dan kwam ik voor de droogmachine. Maar omdat je de dingen eerst moest wassen voordat ze in de droger mochten – geen stinkende jassen en schoenen en gefermenteerde badmatjes in die mooie machine- deed ik er dan ook de was.
De zaak ging dicht, in een tijd van zomerweer. Ik had er niet veel erg in.
“Wassalon Berjo” werd van de ruit gekrabd en er kwam een letterschilder uit het oosten. In mooie hoofdletters, die een blauwe schaduw hadden zodat ze los raakten van de achtergrond en bijna tastbaar in de ruimte hingen, als de ruit niet beslagen was, maakte hij de woorden: “Wassalon Altijd Schoon”.
En daaronder, in kleine letters: “Voor al u zelf was beidingen.”
Achter het raam, zag ik, was de zaak hetzelfde gebleven. Alleen het schilderij aan de muur, van herten bij een vijvertje, was vervangen door een foto van Istanbul.
Met mijn eigen zaken ging het goed dus ik kon me steeds vaker een bezoek aan de wasserette veroorloven. Omgeven door de klanken van borrelend water en draaiende trommels en een taal die ik niet verstond nam ik leesmap door- Kan Alex Maxima Temmen?- en keek met een half oog naar de jongste wasbaas die een kleedje uitspreidde tussen de machines en in gebed verzonk. Daar had hij toen nog ruimte voor: naast de centrifuge was een gangetje dat naar het oosten wees. Een beetje diagonaal erin en je kon redelijk het hoofd richting Mekka krijgen.
De zaken gaan goed. Het wordt er steeds voller. Ze wassen er de servetten en tafelkleden van de horeca, in zulke hoeveelheden dat de zakken meer dan manshoog liggen opgetast. De tekst over zelf-wasbeidingen is van het raam gepoetst en vervangen door een foutloze lichtbak. En onlangs zijn er twee machines bijgekomen, groot genoeg om de gordijnen van de schouwburg in te wassen. Daardoor is het gangetje erg smal geworden, en ik vrees dat de gebeden uit de wasserette voortaan bij de Dalai Lama terecht komen.
Maar de omzet wordt daar niet minder door.
Om ruimte te maken is de centrifuge verwijderd en de leesmap opgezegd.
Omdat ik me niet meer kon bezighouden met het leven van Bekende Landgenoten –Geeft Alex Haar Met De Matteklopper Of Is Het Andersom?- keek ik naar het raampje van de droogtrommel, waarin een roze hemdje achtervolgd werd door een zwarte sok, en toen dat saai werd keek ik naar het leven van onbekende buurtgenoten die met wasgoed sjouwden, machines leeghaalden en vulden, lakens mangelden en sokken sorteerden. Zij bewogen zich soepel en voorzichtig, om geen elleboog in een maagstreek of oogkas te zetten, maar toch snel. In deze volmaakte choreografie bleef nog net voldoende ruimte voor de deur, om open te gaan, en daar kwam een zeer grote vlasharige man binnen, die een rek vol stomerijgoed meebracht. Een droge wasbaas.
“Ha, daar zie ik mijn schatjes weer!”riep hij naar de vrouwen bij de strijkmachine, “gaat het goed?”
“Het gaat goed!” zongen ze in koor. “Met jou ook?” Waarna hij in conferentie ging met de natte wasbaas. Zo’n vijftig nederlandse woorden had die tot zijn beschikking, en dat was genoeg. Toen ze alles besproken hadden- over was- en stomerijgoed, de conjunctuur en de mobiliteitskwestie - en ’t roerend eens geworden waren pakten ze elkaar beet, zoals mannen rond de Middellandse Zee dat doen. Warm en stevig. De natte wasbaas zei: “Is goed. Wij gaan doen! Doedoej” en de droge wasbaas riep: “Nou de mazzel, jullie ook he, lekkere meiden van me”, en vertrok.
In de droogmachine zat mijn vader, de zwarte sok, nog altijd achter het roze hemdje, mijn lichtzinnige moeder aan. Maar dat zou niet lang meer duren. Ik nam een mand van de stapel en zag, toen ik me omdraaide, hoe zij uit het zwerk van de droogtrommel naar beneden vielen, en tot rust kwamen. Net zoals ’t in werkelijkheid gegaan was.
Eerst hij, de roomse fundamentalist, en daarna zij. Dat ze nu zo vredig leggen komt omdat ze niks meer zeggen. Men vond dat je zo’n tekst niet op een grafsteen kan zetten dus er staan alleen twee namen op die steen, zodat iedereen het zijne ervan kan denken.
En dat is ook maar het beste.
Ik nam mijn was op, groette alle aanwezigen en vertrok, in het prettige vooruitzicht van weer een wasdag. Vredigheid. Stil geluk, bij de droogtrommel.