In de duinen
Met mijn zuster stond ik aan de rand van de Kerf. Hier had Rijkswaterstaat een nieuwe dynamiek geschapen van wind en water, door een gat in de zeereep te slaan. Het had in de kranten gestaan, maar ik was er, desondanks, op eerdere duinwandelingen aan voorbij gegaan want ik hecht meer aan het oude en het vanzelfsprekende dan aan de dynamiek van Rijkswaterstaat.
Nu waren wij er dus. Het zag eruit als een dijkdoorbraak, die hersteld moet worden; want aan de kust van Noordholland bezuiden Schoorl staat de zeereep als een dijk. De beloofde Parnassia- een bloemetje- had de plaats nog niet gevonden. Alleen het rubberen gewas met bleekpaarse bloemen dat in verregende zomers tussen de strandtenten opschiet begon zich ook hier te vestigen.
Een keerpunt moest het zijn. Een nieuwe visie op een oude vijand. Of zoiets. Misschien zelfs een genoegdoening voor al het land dat wij van de zee hebben afgepakt- neem deze duinpan, doe ermee wat je wilt, Almachtige Zee, maar de zee murmelde wat in de verte, en ik draaide wat in het rond, op zoek naar een nieuwe, botanische ervaring.
"Wil je nu alweer weg?" vroeg mijn zuster. Ze was erbij gaan zitten.
Daar had ik zo gauw geen antwoord op. Want als de benen zich in beweging zetten is het hoofd al vooruitgevlogen en wil niet meer terug. Pas toen we later de donkere bosrand naderden, door de bloeiende hei, en de benen weer bij het hoofd waren gekomen, dacht ik: ‘Ik vond het daar lelijk."
Een uur geleden was ik er weer. Ik zag dat wind en water de sporen van de grondverzetmachines hadden uitgewist. De zee, die woest op het strand aanviel- het was hoog water, kort na volle maan, bij een stevige westenwind- bleef nog ver beneden de ingang van de Kerf. Ik moest een beetje klimmen. Toen opende zich een kale vlakte. Hier en daar wat van die bleekpaarse bloemen. Veel snoeppapier en lege flessen. Een man met een tas of botaniseertrommel. Nog een man met een verrekijker. Over het bijna lege strand naderde een heel gezelschap, dat in de luwte achter de zeereep neerstreek. En nog steeds geen Parnassia. Maar misschien had ik het verkeerd, en had ik beter moeten zoeken.
Ik denk dat de zee het gat weer dichtgooit.
Dit valt me tegen van Rijkswaterstaat. Die moeten toch, beter dan wie ook, de elementen kennen. En weten dat alles hier vol zand stuift. Waar er, tussen Katwijk en Camperduin, een dipje in de zeereep zit, blijft dat bestaan alleen omdat ze er dagelijks het zand uit vegen.
Toch is die Kerf een succes. Men vertreedt zich daar, want het heeft in de krant gestaan. En het graafgereedschap, waar we veel van hebben sinds de Deltawerken en de IJsselmeerplannen, moet ook af en toe in beweging zijn.
De zee murmelt steeds zachter in mijn oren. Hier, in de oude begroeiing, is het mooi. Helmgras en hei. Helder wit stuifzand en donkere bossen. Het wordt stil. Hier komt haast niemand meer.
De zee wacht af.
Maakt zich klaar.
Voor het grotere werk misschien. Rotterdam of zo.