In de postwijk III

Het is een groot gebouw, dat bewoond wordt door allerlei partikulieren en kleine ondernemers. Die deelden tot voor kort een brievenbus- een bus van voor de oorlog, uitgehouwen in een blok natuursteen, en reeds lang te klein geworden. Dat gaf een heel gevouw, gekreuk en ook wel eens gescheur, maar daar zijn wij niks te beroerd voor. Soms voelde ik de drang, als er een bijzonder groot stuk was, daarop te schrijven: met geweld besteld, om dat vervolgens waar te maken. Maar ik heb me ingehouden; als de ontvanger er al in slaagt de boodschap te lezen door de snippers aan elkaar te passen, dan kan hij er waarschijnlijk niet om lachen.
Het huis werd gerenoveerd. Er kwam een bussenfrontje van twaalf bussen.
In de regel voegt men dan een letter toe aan het huisnummer, wat vervelend is voor degene die de letter A heeft want die loopt de meeste kans om opgescheept te worden met alle post waarop de letter ontbreekt. Hoe erg dat wordt hangt af van de medebewoners. Maar ook al zijn zij voortvarend en degelijk, dan kan er toch nog een kruistocht nodig zijn van jaren voordat de letter bij alle vrienden, relaties en computors is ingevoerd.

Zij hebben dus nu een bussenfrontje. En ze verkeren in de gunstige omstandigheid dat tussen hun gebouw en het huis van de buren een aantal nummers ontbreekt- hun gebouw kwam kennelijk in de plaats van veel kleine huisjes. Die nummers kunnen weer gebruikt worden. Een bus met een enkel nummer, zonder toevoegingen, dat is perfectie. Maar daar maakten zij geen gebruik van, zij kozen voor de catastrofe. Op iedere klep staat, gegraveerd en nooit meer te veranderen, eerst dat ene huisnummer, dan de S (van sousterrain) of BG (van begane grond) of een tweede nummer (van de verdieping), dan de letter V of A (van voor of achter), en omdat ze toen nog niet genoeg hadden ook nog de letters R of L (rechts of links).
Maar de verstuurders zijn van deze ontwikkeling niet op de hoogte gesteld, zodat de post voor het hele pand nog steeds met dat ene huisnummer komt. In het begin verdeelde ik die post gelijkmatig over alle bussen, dan konden ze het samen uitzoeken en zou de werkdruk voor niemand hoog worden.
Mooie dingen, luchtpostbrieven, ansichtkaarten en uitnodigingen voor feestjes,iedereen van alles wat, en de troep erbovenop. Totdat ik merkte dat het een groeifrontje was. De helft van de bussen werd niet geleegd. Dus vul ik nu alleen nog maar de bussen die geleegd worden. De andere zijn helemaal vanzelf propvol geworden. Want een brievenbus is als een emmer in de regentijd: het gaat tot de rand. Onderin liggen de mooie dingen, en de verspreiders van het reclamedrukwerk hebben de rest gedaan, met kracht en volharding. Het zijn geen krantjes meer, wat ik voel als ik die kleppen optil, het is massief. Daar breken je nagels op.
Dit vullen vond plaats in weken van droogte waarin alle dingen die iets met natuur te maken hebben, dunner worden. Zo ook het papier. Inmiddels is het herfst. Mist en regen zijn ons deel. Het vocht kruipt in de kieren. Alles zwelt op. En wat ik verwachtte is gebeurd: het bussenfrontje is opengebarsten.
Dat zal ze leren. Moderniseren zonder de mening van een deskundige te vragen!